Voetgangerscongres

<span>Amsterdam als tienminutenstad</span>

Amsterdam als tienminutenstad

Jos Gadet is al bijna 30 jaar een ‘wandelde stadsgeograaf’ en publiceerde meerdere boeken over de geografische en stedelijke ontwikkelingen. Daarnaast onderzoekt hij als hoofdplanoloog bij de gemeente Amsterdam hoe de stad een tienminutenstad kan worden, met ‘vitale buurten’. Op 3 oktober verzorgt hij de keynote tijdens het Nationaal Voetgangerscongres in Amsterdam.

Gadet, Limburger van oorsprong, verloor zijn hart aan de stedelijke geografie van drie gebieden: Amsterdam, Berlijn en het Ruhrgebied. “Ik ben een gepassioneerd geograaf en heb van mijn hobby mijn werk kunnen maken. Ik geef ook stadsrondleidingen, dat houdt me ook wakker. In het Ruhrgebied hebben ze, in tegenstelling tot Limburg, de mijnbouwcultuur juist omarmd en toch is de regio enorm vergroend. Daarnaast is Berlijn vanuit historisch perspectief een interessant wereldstad, die door de nationale overheid  financieel overeind gehouden wordt (de enige hoofdstad in Europa). En in Nederland is Amsterdam eigenlijk de enige wereldstad. Zulke ontwikkelingen fascineren me.”

Een kleine geschiedenis van Amsterdam

Amsterdam is bovendien de stad waar hij in 1978 ging studeren en in 1986 bij de gemeente ging werken. In zijn boek ‘Terug naar de Stad’ (2011) maakte Gadet een geografisch portret op. “Toen ik hier in ‘78 kwam wonen was er een leegloop gaande. Dat resulteerde in het laagste bevolkingsaantal sinds WOII in 1984. Maar in de periode dat ik dat boek schreef, keerden mensen weer terug naar de stad. Ik vroeg me af wat er in de tussenliggende periode allemaal is gebeurd.”

De hoofdlijn is dat economie leidend is voor ruimtelijke ontwikkelingen. Werknemers volgen bedrijvigheid. “In de jaren ’70 en ’80 trokken bedrijven weg uit steden, omdat ze meer ruimte nodig hadden om op te schalen. Rond de eeuwwisseling kreeg de creatieve kenniseconomie juist een boost en werd het menselijk kapitaal de belangrijkste grondstof. In de stad komen mensen samen en ontmoeten elkaar, dus de industrie keerde terug. Het inwonertal steef, sinds enkele jaren met ongeveer 10.000 per jaar.”

Die trend zette door tot en met de dag van vandaag. “De coronapandemie leek even een kantelpunt, maar dat bleek achteraf niet waar. Juist door thuiswerken groeide de behoefte aan interactie. Het kantoor is meer dan ooit een ontmoetingsplek. Kantines zijn vergaderruimtes, werkplekken worden flexibel ingericht. Op zondagochtend zitten koffietentjes in Amsterdam helemaal vol met flexwerkers. De koffietent is de nieuwe werkplek van vandaag.”

Loopbeleid steeds belangrijker

Door economische ontwikkelingen ziet Gadet dat de rol van voetgangers in mobiliteitsbeleid toeneemt. “Inwoners van een stad willen drie dingen: een functiemix (met voorzieningen op wandelafstand), reuring in de buurt (maar niet per se in de eigen straat) en een kwalitatief ingerichte openbare ruimte (die zich onderscheidt van andere ruimtes). Die drie factoren bepalen waar mensen graag komen. En in steden waar mensen veel lopen en fietsen, is de bevolking gezonder dan op plekken waar afstanden tot voorzieningen groter zijn. Met voorzieningen vlakbij is automobiliteit onnodig.”

“Pas na de Tweede Wereldoorlog werd de auto dominant in het straatbeeld, maar de stad is van oudsher altijd een plek geweest waar veel werd gelopen. Dat keert nu terug. Amsterdam voert al jaren actief beleid op wandelen en fietsen: fietsstraten zijn normaal en de kwaliteit van looproutes wordt groter. Daardoor nemen autobezit (relatief) en -gebruik af. Vroeger stond de auto op één en kwam de voetganger als laatste. Nu draaien we het om.”

Amsterdam als tienminutenstad

Met die kennis in zijn achterhoofd, onderzoekt Gadet momenteel hoe Amsterdam een ‘tienminutenstad’ kan worden. “Vitale buurten zijn buurten waar mensen lopend doorheen kunnen en waar die functiemix in orde is. Maar dan moeten die voorzieningen er dus wel zijn. In naoorlogse wijken zie je geen winkelstraten, maar een winkelcentrum, waar veel voorzieningen zijn gebundeld. Functioneel en efficiënt. Maar in vooroorlogse wijken zijn de voorzieningen door de hele winkelstraat verspreid. Mensen vinden die reuring in zo’n straat leuk.”

“De beloopbaarheid van voorzieningen dichtbij is dus belangrijk voor een (economisch) aantrekkelijke stad. Ik wil wegblijven van het activistische geluid om ‘de straat terug te geven aan de voetganger’, maar gebruik gewoon een analytische blik en maak daarmee beleid voor de gemeente. Amsterdam heeft de ambitie om een wandelbare stad te zijn hoog op het lijstje staan. Op 3 oktober ga ik tijdens het Nationaal Voetgangerscongres meer over dit Amsterdamse gedachtegoed vertellen.”

Meld je aan voor het congres

permalink

Naar het overzicht

Terug naar boven